Het Laatste Avondmaal

(Lc. 22, 14-23)

Jezus zat mijn zijn twaalf vrienden aan tafel. Hij wist dat dit de laatste keer was dat zij samen aten. Jezus nam het brood dat op de tafel lag. Hij dankte God en deelde het brood uit aan zijn leerlingen. Hij zei:

”Neem dit brood.

Het is mijn lichaam.

Zo geef ik Mij aan jullie.

Denk aan Mij telkens als je hiervan eet.”

Daarna nam Hij de beker met wijn. Hij dankte God.

Hij zei:

“Neem deze beker met wijn en drink ervan.

Het is mijn bloed.

Zo geef ik Mij aan jullie.

Denk aan Mij telkens als je hiervan drinkt.

Maar weet wel dat degene die Mij zal uitleveren samen met Mij aan deze tafel zit.” De leerlingen vroegen zich onder elkaar af wie van hen zoiets zou doen.


Jezus in de Hof van Olijven

(Lc. 22, 39-46)

Noot: Dit Bijbelverhaal hoort bij Witte Donderdag, maar wordt vanwege de thematiek bij Goede Vrijdag behandeld.

Na de maaltijd ging Jezus met zijn leerlingen naar de Olijfberg.

Toen zij daar waren aangekomen, vroeg Jezus zijn leerlingen te bidden. Hij liep bij hen vandaan en knielde iets verder neer om te bidden. Hij bad:

“Vader, als U het wilt, neem dan deze beker van Mij weg.

Maar laat niet wat Ik wil, maar wat U wilt gebeuren.”

Hij werd overvallen door doodsangst, maar bleef bidden; zijn zweet viel in grote druppels op de grond. Toen Hij na zijn gebed opstond en terugliep naar de leerlingen, zag Hij dat ze in slaap waren gevallen. Hij zei tegen hen: “Waarom slapen jullie? Sta op en bid.”


Het verraad van Judas

(Lc. 22, 47-54. 63-65)

Noot: Dit Bijbelverhaal hoort bij Witte Donderdag, maar wordt vanwege de thematiek bij Goede Vrijdag behandeld.

Judas kwam de Olijfberg op met enkele soldaten. Hij kuste Jezus zodat de soldaten wisten wie Jezus was. De soldaten namen Jezus gevangen om Hem te veroordelen.

“Heer, zullen we vechten?” vroegen zijn vrienden.

Maar Jezus zei: ”Nee, houd daar mee op.”

En de soldaten voerden Jezus mee. Ze brachten Hem naar het huis van de hogepriester. Daar lachtten ze Jezus uit. Ze dreven de spot met Hem en geselden Hem.


Het verhoor

(Lc. 23, 1-25)

De hogepriesters en hun dienaren leidden Jezus voor Pilatus.

Pilatus was de gouverneur. Daar beschuldigden ze Jezus:

“We hebben vastgesteld dat deze man ons volk van het rechte pad afbrengt. En Hij zegt van zichzelf de hemelse koning te zijn.”

Pilatus vroeg Hem: “Bent U de koning van de Joden?”

Jezus antwoordde: “U zegt het.”

Daarop zei Pilatus tegen de hogepriesters en het volk:

“Ik vind niets waaraan deze man schuldig is, dus ik zal Hem vrijlaten, nadat ik Hem heb laten geselen.”

Maar ze begonnen met z’n allen luidkeels te schreeuwen:

“Weg met Hem! Kruisig Hem!”

Pilatus dacht na. Voor het Pesachfeest was het de gewoonte dat er een gevangene werd vrijgelaten. Pilatus liet het volk kiezen: Jezus of Barabbas. Deze laatste was gevangengenomen wegens moord. Het volk schreeuwde: “Laat Barabbas vrij!”

Pilatus praatte opnieuw op hen in omdat hij Jezus wilde vrijlaten. Maar ze schreeuwden het uit:

“Kruisig Hem, kruisig Hem!”

Pilatus ging uiteindelijk akkoord. Hij liet Barabbas vrij en veroordeelde Jezus om te sterven aan het kruis.


GOEDE VRIJDAG

Jezus sterft aan het kruis

(Lc. 23, 32-47)

Jezus werd meegenomen naar de plek die Schedelplaats heet.

Daar werd Hij aan het kruis genageld. Naast Hem hingen twee misdadigers.

Jezus zei: ”Vader, vergeef deze mensen, want ze weten iet wat ze doen.”

De soldaten spotten met Jezus en ze speelden een dobbelspel om zijn kleren te verloten. Rond het middaguur werd het donker in het hele land. De duisternis hield drie uur aan.

Jezus riep: “Vader, in Uw handen leg ik mijn geest.”

Daarna stierf Jezus. Een centurio zag wat er gebeurde en zei:

“Deze man was een rechtvaardig mens.”