PINKSTEREN, EEN VURIG VERHAAL

(Hnd. 2, 1-11)

Toen de dag van het pinksterfeest aanbrak, waren alle leerlingen van Jezus bij elkaar.

Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag. Er verscheen een soort vuur, allemaal vlammen.

Op ieder van hen kwam zo’n vlam neer. Ze werden allemaal vervuld van de Heilige Geest en begonnen op luide tonen te spreken in vreemde talen.

In die tijd woonden in Jeruzalem nogal wat buitenlanders. Toen zij de leerlingen vol vuur hoorden vertellen, kwamen ze aangelopen. Ze waren stomverbaasd toen ze de leerlingen hun eigen taal hoorden spreken. Ze zeiden: “Dat zijn toch allemaal mensen van Giliea die daar spreken? Wij allen horen hen in onze eigen taal spreken over Gods grote daden!”