Op de vergadering van de pedagogische raad werden toch wel wat bedenkingen geuit bij de aanpak van de introductiesessie van het nieuwe leerplanconcept ‘Zin in leren - Zin in leven’. Inhoudelijk bleef het allemaal wat aan de oppervlakte, af en toe leek de presentatie wat op een verkoopspraatje. Echt warm werden we niet van deze voorstelling. 

Dat is een beetje jammer natuurlijk. Want op zich vind ik dit leerplanconcept een overzichtelijk en handig instrument. Een beperkt aantal doelen, geen overlappingen, een grote focus op de persoonsgebonden ont-wikkelvelden. Het biedt ruimte aan leerkrachten om zelf focussen en verbindingen te leggen tussen de verschillende ontwikkelthema’s. De school wordt zelf eigenaar van het leertraject van haar kinderen. 

In dat laatste ligt ook wat de kritiek. Er wordt vaak gesproken over ‘eigenaarschap’, maar hoe dat dan in de praktijk te brengen lijkt misschien eenvoudiger dan het is. Het vergt van leerkrachten heel wat competenties en vooral ook tijd en energie om dit in concrete acties te vertalen. Wat mij vooral de uitdaging lijkt, is het in kaart brengen en opvolgen van de individuele trajecten van kinderen. Want inderdaad, kinderen ontwikkelen op hun eigen tempo en volgens hun eigen behoeften, maar hoe speel je daar als leerkracht op in, hoe hou je overzicht? 

Het is bijna onbegonnen werk om als leerkrachten zelf het warm water uit te vinden. Uitgeverijen kunnen een vertaling maken van deze doelen in concrete lessuggesties. Zij zullen hun methodes ‘ZILL-ig’ maken. Althans, dat beweren ze toch. Ik maak me geen illusies. Wat ik tot nog toe gezien heb aan ‘nieuwe’ methodes, is vaak oude wijn in nieuwe zakken… Wat extra differentiatiemateriaal, een mooiere look, netjes geconcordeerd met het nieuwe concept. Maar fundamenteel weinig verschillende van de huidige methodes: nog steeds gericht op de gemiddelde leerling en vooral ook duur… Op zich is dat niet onbegrijpelijk: onze Vlaamse markt (want de Nederlandse heeft nog andere leermiddelen) is te klein om echt rendabel te zijn, laat staan voor een segment waar vanuit het onderwijsveld nog weinig interesse is.

Het wordt dus voorlopig roeien met de riemen die er zijn. Dat betekent dat we voor bepaalde thema’s zelf verbindingen dienen te maken tussen de verschillende ontwikkelvelden, op andere momenten zullen we ons nog moeten beroepen op ‘gesneden brood’, dat laatste om het allemaal haalbaar te houden. Ik kan alleen maar aanmoedigen om met dit alles te experimenteren, om zo de inhouden in de vingers te krijgen.